Blog
Blog
De trainer en de coach
Op een gegeven ogenblik zag ik mezelf in de spiegel staan. Een buikje, wallen onder de ogen en een ietwat onderuit gezakte houding. Aantrekkelijk was het allemaal niet. Ik wist ook wel dat dit allemaal te wijten was aan een ongezonde leefwijze. En ik wist ook dat ik dit niet meer wilde. Dit moest anders. Maar hoe? Hulp gezocht.
Het eerste wat in me opkwam, want dat hoorde ik altijd om me heen, is dat ik meer moest bewegen. Ik bespreek het eens terloops met een vriend. Die vertelde me dat er in het park iemand actief was die op zaterdagochtend om tien uur met groepjes aan de conditie werkt. Laagdrempelig en lekker in de buitenlucht.
Dat moest ik dan maar doen.
Het een en ander vond plaats op een tijdstip waarop ik normaal gesproken nog in pyjama gehuld een (roomboter) croissantje at. Het regende en het was koud. Er waren nog meer mensen van allerlei leeftijden met lichamen die in meer of mindere mate de behoefte hadden aan hetzelfde als het mijne. Sommigen zagen er uit alsof ze naast deze bijeenkomst ook nog een dure sportschool bezochten alwaar ze professionele begeleiding kregen. Ik vroeg me af waarom die hier kwamen.
De persoon die het programma verzorgt zag er zo uit als ik er zelf uit zou willen zien, slanker, gespierder, aantrekkelijker. Dit is wat ik zocht. De trainer was een voorbeeld.
De trainer commandeerde ons als een dril sergeant. Bij het rammen tegen een aan een tak opgehangen bokszak moesten we niet te zachtzinnig zijn, ‘het is je moeder niet’. We lachten verlegen om elkaar en om onszelf toen we onze pogingen schril zagen afsteken bij het gemak waarmee de trainer het voordeed. Verlegen als we waren met ons eigen uiterlijk en onbeholpen pogingen net zo goed te zijn als de trainer. Die wist alles beter. Die kon alles beter.
De trainer was een autoriteit.
Het vroege tijdstip, de kou, de dingen die ik mezelf moest ontzeggen, de moeite die het kostte om de oefeningen tot een goed einde te brengen… Na verloop van tijd begon ik tegen de sessies op te zien. Ik hield me voor dat dit gigantische offer allemaal iets op zou gaan leveren.
De trainer was er ook als ik niet in het park was. Elke keer als ik ergens op het punt stond me te vergrijpen aan een versnapering die de effecten van het trainingsprogramma teniet kon doen was het alsof de trainer naast me stond. Schuldgevoel hield me tegen. Ik moest denken aan bepaalde voetbaltrainers.
Na een aantal weken hield ik het voor gezien.
Ik heb het erover met een collega.
‘Ja,’ zegt hij, ‘dat heb ik ook een tijdje gedaan. Ik vond het niks.’
‘En wat heb je toen gedaan?’
Hij geeft niet meteen antwoord, maar vraagt: ‘Wat zou jij willen?’
‘Weet ik veel, niet alleen oefeningen. En dan wachten op het resultaat. Iets dat op het moment zelf leuk is.’
‘Voetbal?’
‘Het hoeft niet meteen in teamverband.’
‘Tennis?’
Dat lijkt me een goed idee. Dat weekend spelen we samen een partijtje tennis. Ik kan me lekker uitleven. Mijn collega maakt geen op- of aanmerkingen op mijn spel. We spelen niet om te winnen maar louter voor de lol. Het bevalt en ik blijf het doen. Soms kan mijn collega niet, maar ga ik evengoed met veel zin naar de baan. Na verloop van tijd ben ik een aantal kilo’s afgevallen.
Een paar simpele vragen hebben me op het juiste pad gezet. Niet botweg advies.
Nu weet ik wat ik nodig heb. In elk geval geen voorbeeld, autoriteit of schuldgevoel.
Het is zoals het is. Of toch niet?
Een vriend vertelde mij dat hij naar Zuid-Frankrijk op vakantie was geweest. Zijn favoriete vakantieland. Hij had pittoreske dorpjes bezocht, gewandeld, op een terrasje gezeten, wijntje erbij. Maar het weer was tegengevallen, het was fris en de meeste tijd bewolkt. Het had ook een paar dagen geregend.
‘Zonde,’ zei ik.
‘Ach, wat doet een mens er aan,’ zei hij, ‘niets. Het is wat het is.’
Het is wat het is. En het nauw daaraan verwante ‘je doet er toch niks aan.’
Beide uitspraken zijn vaak te horen in het dagelijks leven. Voornamelijk als er zich een negatieve situatie voordoet waaraan niets te veranderen valt. En meestal in de context zoals hierboven beschreven.
Een verregende dag is niet zo’n ramp, er komen wel weer mooiere dagen. Er valt groter leed te bedenken. De beleving van de situatie kan per persoon verschillen. De een blijft binnen en gaat mokkend naar buiten zitten staren tot het over gaat, de ander pakt een paraplu en gaat naar buiten om er toch iets van te maken.
Er zijn ernstiger zaken waarmee men geconfronteerd kan worden, zoals het verlies van dierbaren of het lijden aan een terminale ziekte. Over de ernst van dergelijk leed is iedereen het wel eens, een paraplu zal weinig uitkomst bieden. Toch wil men wanneer gevraagd hoe het gaat wel eens antwoorden met: ‘ach, het is zoals het is.’ Men zal zoiets zeggen zoals: ik heb me er bij neergelegd, ik heb ermee leren leven, ik heb het geaccepteerd. Om, onder de streep, om het zo maar te zeggen, een leven te leiden waarbij de balans toch doorslaat naar het positieve. Zo dwingt het onvermijdelijke leed tot het vinden van een manier om er mee om te gaan. Eenvoudigweg omdat men niet anders kan.
Een verregende dag zou als het ene uiterste van een continuüm beschouwd kunnen worden, het verlies van een dierbare als het andere uiteinde. Dit is dan als het ware een continuüm met aan de ene kant vermijdelijk ‘leed’, waar wat aan gedaan kan worden en aan de andere kant onvermijdelijk leed, kortom, ‘het is zoals het is.’
De kern van de uitspraak ‘het is wat het is’ bevindt zich in het woordje ‘ís’. Iets dat ‘is’ wordt meestal beschouwd als vaststaand. Iets ligt vast wanneer er een definitie bij hoort. Definities zijn afspraken. Ze maken de onderlinge communicatie makkelijk. Als we ons allemaal aan die afspraken houden weten we waar we het over hebben. Een kast is een kast. Iedereen zal begrijpen wat er bedoelt wordt.
Dat iets ‘is’, of het nou gaat om een situatie of de staat waarin men zich bevindt, suggereert een zekere onherroepelijkheid. Wat ‘ís’ valt niet te veranderen. De aanname dat de dingen nu eenmaal zo zijn zoals ze zijn en dat er niets aan te veranderen is dwingt tot acceptatie. Dit geeft in elk geval zekerheid. Daarom bestaat meestal de neiging aan de huidige situatie vast te houden. Men is daar over het algemeen goed in. Vaak lijkt het hebben van zekerheid op zich al voldoende.
Er zijn twee manieren waarop men een situatie of de staat waarin men zich bevindt kan beschouwen. Aan de ene kant uitgaande van een definitie, aan de andere kant uitgaande van de beleving. Dan ontstaat het verschil tussen ‘het is’ en ‘ik vind’. In de praktijk blijkt dat men het meeste uitgaat van het gevoel, oftewel ík vind’.Wat voor de een niet meer dan een kast is vindt de ander een prachtig stuk design.
Het vasthouden aan zekerheden kan een negatieve invloed hebben. Het kan een beperking vormen, dezelfde zekerheden die rust bieden kunnen ook een belemmering vormen. En dat is vooral lastig als men wil veranderen. En dan niet van vakantiebestemming, maar van richting in het leven.
Er zijn een aantal zaken waarvan over het algemeen wordt verondersteld dat ze onveranderbaar zijn en waar dat onveranderbare een obstakel kan vormen. Bijvoorbeeld de invloed van de opvoeding en de normen en waarden die daarbij zijn meegegeven. Het idee is dat wat iemand is en hoe hij handelt vast ligt, kortom: men is wat men doet. Hoe men zich definieert en door anderen laat definiëren ligt vast.
Dit kan leiden tot de gedachte dat ook de mogelijkheden die iemand heeft al vastliggen en dat daar niks aan kan worden veranderd. Dat is prima als men vrede heeft met zichzelf. Maar het kan ook zijn dat men zichzelf definieert als het spreekwoordelijke dubbeltje, dat nooit een kwartje zal worden. Zo kan men denken dat men bepaalde doelen niet moet ambiëren omdat ze buiten de mogelijkheden liggen.
Nu kan men de zekerheden ook bevragen. Hoe eigen zijn de normen en waarden waarnaar iemand leeft? Zijn ze niet door anderen bepaald en eenvoudigweg kritiekloos overgenomen? Rijmen ze wel echt met hoe men zichzelf ziet? Wat valt er te verliezen als er een beetje wordt afgeweken van de normen en waarden van degenen in onze directe omgeving? Is het vasthouden aan aangeleerde normen en waarden niet iets dat eerder zekerheid oplevert dan een bevredigend bestaan? Waar kiest men uiteindelijk voor? Staan die normen en waarden een gewenste verandering in de weg?
Soms is het de makkelijkste weg om deze vragen niet te stellen. Is iets echt wat het is? Deze vragen aan zichzelf stellen is moeilijk, soms is men zelf het grootste obstakel. Maar de weg naar verbetering is de weg van verandering.
‘Dan kan ik wel gaan lopen klagen,’ zei de vriend, ‘maar wat heb je daaraan? Je doet er toch niks aan.’ Hij lachte erbij toen hij dat zei.
Had hij nu geaccepteerd dat hij veel geld had neergeteld om mooi weer te hebben om vervolgens tegen een grijs wolkendek aan te kijken? Heeft hij in de loop der dagen de frustratie en alle negatieve gevoelens die daarbij horen overwonnen? Waarschijnlijk wel. Maar hij kiest voortaan wel een andere vakantiebestemming.